Jaduza

Duurzaam èn veelzijdig

Columns

Duurzaam dilemma

Zo’n vier jaar geleden kwam er iets op mijn pad wat ik niet kon laten lopen. Sterker nog, het had wielen en je kon ermee fietsen zonder ooit nog last te hebben van tegenwind. Een electrische fiets dus. Want daar waar ik eerst de fiets liet staan omdat het me echt te hard waaide voor een tochtje van zo’n 10 à 15 kilometer, waren er nu nog maar weinig redenen om niet op pad te gaan met mijn maatje. Een duurzame investering dus, die ook nog eens bijdraagt aan een gezond lichaam.

Dan nu het addertje onder het gras. Zo’n fiets heeft een essentieel onderdeel, namelijk een accu. Wanneer deze het begeeft, ben je de sjaak. Want een nieuwe accu kost bijna net zoveel als een fatsoenlijk tweedehands fiets, zonder aandrijving dan. Dit risico was mij bekend, maar toch kwam de klap hard aan toen het opladen niet meer lukte. Nu moest er weer gewoon tot zwetens toe getrapt worden.

Bij de plaatselijke wielerboetiek ging ik te rade. Kwam mijn trouwe tweewieler nog in aanmerking voor een ‘donorhart’? Of was hij het eigenlijk niet meer waard. Ik kreeg een eerlijk antwoord: “Nee, de dagwaarde in aanmerking nemende, was het niet verstandig om een tweede leven te overwegen.”  Dat kwam hard aan. Sterker nog, het streek helemaal in tegen mijn duurzaamheidsprincipes. Want waarom een uitstekende fiets waarvan alleen de accu ‘op’ is, voor oud vuil aan de kant zetten? Helemaal frustrerend werd het toen ik vernam dat de fabrikant door middel van een speciale code kan voorkomen dat een oudere accu weer hersteld kan worden. Dus je zo ongeveer dwingt gewoon een nieuwe fiets te kopen.

Eigenwijs als ik ben, heb ik mijn fiets toch een tweede leven laten inblazen en dus een nieuwe accu laten installeren. Mèt het risico dat het niet goed afloopt en ik deze financiële aderlating met lege handen moet bekopen. En echt niet dat er ergens een fabrikant van dit statement wakker ligt. Daar ga ik geen werk van maken, maar ìk hoef mezelf niet schuldig te voelen als ik in de spiegel kijk. En in de schuur staat mijn blauwe makker weer tevreden te spinnen aan de oplader.

©jaduza 

 

Ontwrichting

Afgelopen zomer heb ik een weekje gelogeerd in een zelfvoorzienende community in Engeland. Bij langdurige stroomuitval  denk ik daar wel eens aan terug. Want als de stopcontacten hier in Nederland even niet te gebruiken zijn, mag ik er dan wel heerlijk warmpjes bij zitten met m’n ouderwetse gasfornuis en houtkachel; het drinkwaternetwerk kan ook alleen maar functioneren door middel van (nood)stroom. En de gasvoorziening? Ik zou het niet eens weten.  Even een rondje bellen om te informeren hoe het in je omgeving is? Kansloos; bellen doen we via het modem en dat werkt niet zonder, je raadt het al, stroom.  Ook mobiele netwerken zijn snel van slag wanneer ze niet goed gevoed worden.

Dat doortrekkende, vraag je je af in hoeverre men zich ervan bewust is hoe makkelijk de westerse maatschappij is te ontwrichten. Een paar uur geen stroom is al vervelend. En als er dan ineens wel weer stroom is, schrikken veel apparaten zodanig  dat ze het begeven. Gelukkig kun je dan via Internet gewoon weer nieuwe bestellen. Maar stel dat ook het Internet het een poosje niet doet. En het bedrijf waar je wil bestellen met soortgelijke problemen kampt?  Reden genoeg voor de wet van Murphy om genadeloos  toe te slaan.

Van overheidswege wordt geadviseerd om een noodpakket op zolder te leggen. Bij mij ligt het er nog steeds niet, al heb ik wel een goedgevulde voorraadkast. En hout in het stookhok. Maar dat gaat ons niet redden als er een weekje geen stroom is in deze totaal geëlektroniseerde en gedigitaliseerde maatschappij. Als je er goed over nadenkt, hangt ons dagelijks functioneren af van  ontelbare draadjes, allemaal afhankelijk van stroom.

Terug naar die zelfvoorzienende community. Wetende hoe het allemaal makkelijker kan, vroeg ik me daar weldegelijk af waarom ze er zoveel moeite doen om een kacheltje opgestookt te krijgen dat het zuivere bronwater opwarmt  voor een warm bad. En waarom de geiten met e hand gemolken worden. Maar het was ook wel degelijk een eye-opener . Dáár redden ze het wel zonder de door hun in de ban gedane ‘fossil fuels’ en dus ook stroom.  Hoe ik ze gevonden had? Via Internet. Dat dan weer wel…

©jaduza 

 

Gespreksstof

Door een toevallige samenloop van omstandigheden kwam ik terecht op een zomerevenement van een bekend damesblad. Een mooie gelegenheid om weer eens iets met mijn moeder te ondernemen. En het zou me natuurlijk stof tot conversatie opleveren voor de bekende verjaardagen met taart en borrelnootjes.

Het beroemde festijn bleek niet meer dan een soort huishoudbeurs, maar dan wat ruimer opgezet en lekker buiten. En voor een keertje is het echt niet erg om je te verbazen over al die dames met tassen op wieltjes die hun benen graag gratis en plein public laten harsen. En het is ook niet erg om een paar verhalen aan te horen van dames die graag alles kwijt willen over hun fantastische product, waar ik vervolgens graag van proef en dan weer door loop.

Totdat ik staande werd gehouden door een jongedame die me vroeg of ik al bloeddonor ben. En daar werd dus een gevoelige snaar geraakt. Want eigenlijk vind ik dat iedereen die gezond is van lijf en leden dat gewoon moet zijn. En ik doneerde nog niet.. Dus vulde ik de papieren in en werd lid van de club.

Al snel werd ik voor de eerste keer opgeroepen,  in eerste instantie voor onderzoek. Want ook al voel ik me zo gezond als een vis, dat moest toch eerst maar bewezen worden.  En toen gebeurde het:  Er kwam iemand met een witte jas aan en een grote naald en die werd gewoon in mijn arm gestoken. AUW! Hoe naïef dat ik me dat helemaal niet gerealiseerd had. Ook had ik geen flauw benul van bloedgroepen. Nu weet ik dat ik B-positief ben en daarmee redelijk zeldzaam. Heerlijk die bevestiging dat je bijzonder bent.

Inmiddels een aantal donaties verder, met misprikkingen, lichte appelflauwtes en gelukkig wel  heerlijke roze koeken, kan ik niet anders concluderen dan dat het niet leuk is om donor te zijn. Maar natuurlijk wel heel goed. Al is het alleen maar vanwege de gespreksstof op verjaardagen.

©jaduza 

 

Zuurstof

Als boerendochter was ik niet gewend om op vakantie te gaan. We zijn een keer een weekendje weggeweest met de hele familie, inclusief grootouders en tante, maar verder bleef het bij dagjes uit. En dan was goed te merken dat vooral de boer zelf zich ongemakkelijk voelde buiten zijn  ‘natuurlijke habitat’. Met de bijbehorende stress tot gevolg.

Inmiddels ben ik zelf volwassen en ik  vind dat vakantie toch zeker een jaarlijks terugkerend verschijnsel moet zijn. Niet zozeer omdat ik per se naar allerlei verre oorden wil, maar omdat ik er van overtuigd ben dat vakantie ‘teambuilding’ voor je gezin is. Op elkaar aangewezen zijn om samen nieuwe gebieden, huisjes, campings en  leuke winkels te ontdekken, de weg uit te stippelen, een slechtweerprogramma te bedenken en weg uit de waan van de dag te zijn. Maar vooral om gezamenlijke herinneringen te creëren om tot in lengte van dagen aan te kunnen refereren.

Tijden veranderen en kinderen worden groter. Het gevolg hiervan is dat er tegenwoordig een eerste basisbehoefte is op het vakantieadres.  Hoe primitief de omstandigheden verder ook zijn. Deze behoefte heet Wifi. Echt niet dat mijn kinderen van MacDonaldseten houden, maar ze willen er wel naar toe, om maar één reden. En rij je op een weg met een busbaan ernaast, dan word je gesommeerd naast de lijnbus te blijven rijden, om dezelfde reden.

Gekscherend maar met serieuze ondertoon heb ik Wifi omgedoopt tot zuurstof.  Ze kunnen er naar snakken als vissen op het droge. De onrust die zich openbaart als het niet voor handen is, is zorgwekkend.  De ‘natuurlijke habitat’ is nu dus verplaatst  naar een draagbaar apparaat, dat afhankelijk is van een draadloos netwerk. En zo vertoont een puber zonder wifi  in een keer weer heel veel overeenkomsten met de boer in  ‘den vreemde’. Met dezelfde stress tot gevolg….

©jaduza 

Waar gebeurd

Onbegrijpelijk hoe iemand het in z’n hoofd krijgt om verhalen, zelfs boeken vol te schrijven met narigheid die je zelfs je vijand nog niet toewenst. En dat er ook mensen zijn die dat maar al te graag lezen. Er is toch al genoeg echte ellende in de wereld, wat is het dan voor schijnheiligheid om je  onder te dompelen in verzonnen verhalen? Het is net als wel graag vlees eten en niet in een slachterij willen kijken.

Ja, ik heb het weer een keer geprobeerd, zo’n boek uit de bibliotheek met een pistool op de rug. ‘De kraamhulp’. Gelukkig zit het verhaal goed in elkaar, geen storende zaken als verschillende haarkleuren of tijdfouten, maar wat een onbehaaglijk gevoel krijg ik toch van zulke boeken. Hoe verzin je het? Je moet er toch niet aan denken dat je hier mensen mee inspireert? En moet het mensen troosten dat het allemaal maar fictie is?

Ik lees de krant. Niet de Trouw of Telegraaf, dus voor zover ik weet, kan ik alles wat er in staat als waarheid aannemen. En daar word ik niet vrolijk van. Het kost best veel energie om heftige aanslagen, vernietigende natuurrampen en onbegrijpelijke geloofskwesties te relativeren en op juiste waarde te schatten. Als ik het dagelijkse portie ellende onder in het caviahok heb gelegd, om me heen kijk en zie dat alles wat ik koester er nog is, inclusief mijn gezonde lijf en leden, dan kan ik het leven weer aan. Zo’n thriller draagt daar dus niet aan bij.

Graag zou ik dan ook voorstellen, dat wanneer je de behoefte voelt om aan de hand van leed en onrecht een kassakraker te schrijven, dat je dat alleen doet op basis van waargebeurde nare verhalen. Kan ik het gewoon meenemen in mijn dagelijkse relativeringsmomentje en krijgen de slachtoffers mogelijk toch nog een beetje van waar ze recht op hebben: erkenning en begrip.

©jaduza

Geluidblindheid

In m’n eentje auto rijden, mits niet te druk op de weg en een leuke bestemming, ik vind het niet erg. Toch heb ik dan de behoefte om het nuttige met het aangename te verenigen. Dus zet ik de cd met vogelgeluiden aan. Die begint met de huismus. En ja, die ken ik van hier op het terras, dus geen probleem. Dan vervolgt de cd met de tsjilpende heggemus.  Dat is voor mij al het begin van de ellende. Hoe in hemelsnaam kan ik die van de ander onderscheiden. Om nog maar te zwijgen van al die lijsters.

Zo graag zou ik op een mooie voorjaarszondagochtend in mijn bed liggen luisteren naar alle verschillende vogeltjes en dan ook weten welke het zijn. Maar het lukt me niet. Wanhopig ben ik op zoek naar ezelsbruggetjes om zo’n geluidje te kunnen herkennen. Ondanks de uitleg die er elke keer bij wordt gegeven en de adviezen om de vogels na te fluiten. Het is kansloos. En dat terwijl telefoonnummers mij soms maar een keer onder ogen hoeven te komen om ze vervolgens telkens te herkennen als ik ze weer tegenkom. Op het gebied van geluiden  laat mijn hersenbundel mij ernstig in de steek

Dus hierbij een hart onder de riem voor iedereen die het stempel woordblind draagt. Jarenlang heb ik als dyslexiecoach de meest schrijnende verhalen aangehoord en gedacht dat ik het begreep, doordat ik pas weet wat links en rechts is als ik er over nagedacht heb.  Mijn ervaring met de vogelgeluiden heeft me doen realiseren hoe enorm frustrerend het is om bepaalde informatie tig keer aangeboden te krijgen, maar het niet te kunnen toepassen. Mag ik nu het etiket ‘geluidblind’?

©jaduza

Leven

De een wil het, de ander gaat het. En uiteindelijk gaan we allemaal. We weten niet wat het is, hoe het voelt en wat het inhoudt. Toch is het iets wat  iedereen, maar dan ook iedereen overkomt. En dat er dus niets ergers is dan dat. Het lijkt wel een raadseltje uit de Donald Duck, maar het antwoord is dus: dood.

De media blinken er in uit. Om maar van overal op de wereld verslag te doen van de meest gruwelijke gruwelijkheden. Totdat je van ellende je abonnement op de krant  maar opzegt. Om vervolgens de verhalen van je moeder aan te horen met het  leed van haar terminale leeftijdsgenoten. En dan zwijgen we nog maar over een huisgenoot met suïcidale gedachten.

Bij mij is de limiet bereikt. Ik wil niet langer constant denken: ‘In wat voor wereld zijn we beland, waar gaat dit heen?’ En bang zijn voor terroristische aanslagen, natuurrampen, enge ziektes en geliefden die iets fataals overkomt. Al die ellende is van alle tijden en doodgaan ook.

Het is dat we nog niet beschaafd genoeg zijn om er verstandig mee om te gaan, maar ik vind dat iedereen recht heeft op zijn eigen pil van Drion. Mocht je dan in handen zijn gevallen van iemand die je levend wil verbranden of je een hoofdlengte wil laten krimpen, dan kun je diegene voor zijn. Net als wanneer je kansloos in een ravijn bent gestort of de apocalyps nadert.

Maar nog meer vind ik dat iedereen  recht heeft op een dagelijks geluksmoment. Dat er een belletje gaat, zoiets als het luchtalarm maar dan net iets subtieler, en dat we dan collectief even stil staan bij iets positiefs dat we mogen koesteren. Een mooie herinnering of fijn vooruitzicht, iets materieels of alleen maar de gedachte dat je geliefd bent. En vooral dat het je een voorrecht hebt: namelijk  te mogen leven.

©jaduza

Kroon

Het kostte mij, struisvogel als ik ben, best veel moeite in te stemmen met het voorstel van mijn tandarts om een kroon te vervangen. Want wat ik niet zie, is er niet en ik had er totaal geen last van. Uiteraard dacht hij daar heel anders over: het ding was al lang over z’n houdbaarheidsdatum heen, de foto’s waren onheilspellend en er moest toch iemand zijn die eindelijk weer eens een flinke boost aan zijn inkomsten kon geven. Nou ja, dat laatste denk ik er zelf bij, achteraf. Maar zou ik er niet mee instemmen, dan kon ik er op wachten problemen te krijgen die in de verste verte niet te vergelijken waren met het vervangen van zo’n klein stukje porselein. En dan mag ik wel een struisvogel zijn, het lukte me niet de vakkundigheid van mijn overigens best aardige tandarts te negeren.

Dus ging ik vorige week volkomen klachten- en pijnvrij bij hem in de stoel liggen. En liet me de behandeling van zeker een uur gewillig ondergaan. Ik kon me niet herinneren dat er zoveel bij kwam kijken om een bijna geheel afgebrokkelde kies klaar te maken voor een bijpassende kroon. Dat de eerste verdoving niet alles verdoofde, zodat de zenuw nog sterke pijnprikkels doorgaf, was volgens mijn man in het witte pak een goed teken. Dan zat er nog leven in de kies. Met een venijnige tweede prik werd alles gelukkig ongevoelig.

Het door de behandeling geïrriteerde tandvlees kon nog een paar dagen vervelend aanvoelen, maar met een paracetamolletje was dat goed te doen. Althans, dat was de boodschap waarmee ik naar huis werd gestuurd. Het laat zich raden dat dat vies tegenviel. Ik  ben nu al bijna een week niet te genieten, ik heb hoofdpijn, er zeurt een weeïge pijn rond die kies die duidelijk dus nog heel erg leeft. Heet, koud en zoet doet mij tegen het plafond vliegen. Wat allemaal zo mooi had geleken, valt dus zwaar tegen. Om van de pijn in m’n portemonnee straks nog maar niet te spreken.

 ©jaduza